Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad in het ‘Street One’-arrest nieuwe kaders gesteld waarbinnen zogeheten prognose kwesties beoordeeld dienen te worden door de rechterlijke macht in Nederland.
Op het moment van het schrijven van deze column is het (bijna) één jaar geleden dat de Hoge Raad dit baanbrekende arrest wees, maar zijn de effecten van dit arrest ook voelbaar binnen de franchise branche?
Hoe zat het ook alweer?
Tot 24 februari 2017 werd er in zogeheten prognose kwesties geen onderscheid gemaakt tussen exploitatieprognoses die door de franchisegever zelf waren opgesteld en prognoses die de franchisegever had laten opstellen door een derde partij, zoals bijvoorbeeld een accountant of deskundige. Bleek een prognose fouten te bevatten en wilde de franchisenemer de franchisegever daarvoor aansprakelijk stellen, dan diende de franchisenemer i) te bewijzen dat de prognose inderdaad fouten bevat. Aanvullend diende de franchisenemer te bewijzen dat ii) de franchisegever bekend was met die fouten in de prognose, maar iii) desalniettemin had nagelaten de franchisenemer op die fouten te attenderen.
Voornoemde (geparafraseerde) maatstaf is terug te voeren op het ‘Lampenier’-arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD7329). Hoewel er in die kwestie sprake was van een prognose die door een derde partij was opgesteld – en dus niet door de franchisegever zelf – is deze maatstaf door de lagere rechtspraak vervolgens ook toegepast bij prognose kwesties waarbij de franchisegever zelf de prognose had opgesteld.
Street One-arrest
Op 24 februari 2017 nuanceerde de Hoge Raad in het ‘Street One’-arrest (ECLI:NL:HR:2017:311) de maatstaf van het ‘Lampenier’-arrest echter aanzienlijk. Zo oordeelde de Hoge Raad dat ten onrechte tussen 2002 en 2017 is aangenomen dat een franchisenemer ook wetenschap van de franchisegever met de fouten in de prognose moest bewijzen op het moment dat er sprake was van een prognose die door de franchisegever zelf was opgesteld.
Aldus de Hoge Raad dient de maatstaf van het ‘Lampenier’-arrest alleen toegepast te worden als een derde de (foute) prognose heeft opgesteld. De franchisegever mag in dat geval immers in beginsel ook vertrouwen op de juistheid van de door die derde opgestelde prognose. Er is dan enkel sprake van onzorgvuldig handelen van de franchisegever als zij wist dat er fouten in stonden, maar desalniettemin daarover heeft gezwegen tegen de kandidaat-franchisenemer, conform het ‘Lampenier’-arrest.
Heeft de franchisegever echter zelf de prognose opgesteld dan kan volgens de Hoge Raad in het ‘Street One’-arrest al reeds sprake zijn van onzorgvuldig handelen van de franchisegever op het moment dat er fouten in die prognose zitten. Dus volledig ongeacht of de franchisegever ook met deze fouten bekend was.
Zichtbare gevolgen?
Het ‘Street One’-arrest is dan ook een wezenlijke nuancering van de wijze waarop de aansprakelijkheid van de franchisegever beoordeeld dient te worden in het geval van een ondeugdelijke prognose. De vraag die zich vervolgens opdringt, is in hoeverre dit baanbrekende arrest het afgelopen jaar ook zichtbaar invloed heeft gehad op de franchise branche.
Qua uitspraken op www.rechtspraak.nl zijn er diverse vonnissen en arresten gewezen het afgelopen jaar in prognose kwesties die (al dan niet concreet) verwijzen naar het ‘Street One’-arrest. Het is dan ook duidelijk dat deze (nieuwe) maatstaf ondertussen de nodige bekendheid heeft gekregen onder rechters en advocaten. En tevens is duidelijk dat deze nieuwe maatstaf dus ook wordt toegepast waar nodig. De verwachting is dat dit – naar gelang het arrest nog meer zal inburgeren in de branche – steeds meer het geval zal zijn.
Waar www.rechtspraak.nl overigens geen inzicht in geeft, is hoeveel prognose geschillen er het afgelopen jaar buiten de rechter om zijn geschikt vanwege het ‘Street One’-arrest. Niet is uit te sluiten dat er franchisegevers zijn geweest die in het licht van het ‘Street One’-arrest hebben geschikt met een franchisenemer. Het ligt in ieder geval voor de hand dat hiervan sprake kan zijn geweest. Het is sowieso verstandig als franchisegevers behoedzamer dan voorheen omspringen met prognose kwesties als zij zelf de prognose hebben opgesteld.
Een geluid dat overigens regelmatig uit de branche te horen is, is dat franchisegevers door het ‘Street One’-arrest minder ‘happig’ zijn geworden om zelf nog prognoses op te stellen. Zij laten dat dan liever over aan derden. Op die manier is de franchisegever alleen aansprakelijk voor fouten in de prognose (zie hiervoor) als zij ook van die fouten wist. Dit is overigens geen verkeerde ontwikkeling, mits de franchisegever samenwerkt met gespecialiseerde en deskundige partijen. Sterker nog, het is uiteraard te prefereren dat een prognose wordt opgesteld door een partij die daar het meeste verstand van heeft. Het belang van zowel de franchisegever als de kandidaat-franchisenemer bij een deugdelijke prognose is immers groot. Niet elke franchisegever blijkt echter de kennis en kunde in huis te hebben om deugdelijke prognoses op te stellen, zodat in die gevallen dat ook beter aan een derde kan worden overgelaten.
Alternatief kan een franchisegever er voor kiezen om de kandidaat-franchisenemer zelf de prognose te laten opstellen om aansprakelijkheid te voorkomen, maar het afbreukrisico daarvan is dat deze kandidaat te weinig kennis en ervaring heeft om dat op een deugdelijke wijze te doen. Het is dan de vraag in hoeverre de belangen van partijen worden gediend.
Hoewel de volledige effecten van het ‘Street One’-arrest wellicht pas over enkele jaren beoordeeld kunnen worden, kan er reeds nu opgemerkt worden dat de franchise branche wel degelijk beïnvloed is door dit arrest. En vooralsnog ziet het er naar uit dat deze beïnvloeding niet negatief is.
Jan-Willem Kolenbrander
Franchiseadvocaat
De Clercq Advocaten Notariaat
bron: Franchiseplus